dinsdag 29 oktober 2013

Huisarts en burger hebben recht op een onafhankelijk onderzoek in zaak Nico Tromp (II)

Nagenoeg alle partijen die na de stervenshulp van Nico Tromp bij dit voorval betrokken zijn geraakt, hebben zich inmiddels uitgesproken.  Dat zijn: de familie van de overleden patiënt (RTV en Pauw & Witteman), de advocaat van de familie van Nico Tromp,  de co-assistent, de afdeling huisartsgeneeskunde van het AMC, de KNMG, de LHV, de LHOV en de IGZ. Het OM liet al eerder weten “van oordeel te zijn dat zij juist en zorgvuldig gehandeld heeft in het onderzoek”.

En nu?

Het is een goede zaak dat inmiddels duidelijk is geworden wat er tijdens en na de stervenshulp in grote lijnen is gebeurd. Duidelijk is ook inmiddels dat er wel degelijk sprake was van een stervende patiënt. De keuze van het AMC om bij de melding geen wederhoor bij de opleider te vragen, was een bewuste keus van het AMC. Ook de IGZ meende, ook weer bewust zonder navraag te doen bij Nico Tromp zelf, het OM in te schakelen. En de IGZ oordeelde met een bevel dat huisarts Nico Tromp geen zorg meer mag verlenen, noch anderszins betrokken mag zijn bij de organisatie van de praktijk. Met melding van zijn naam en praktijk. En zo kan het gebeuren dat een strafrechtprocedure met praktijksluiting wordt gestart tegen een huisarts, die zelf van niets weet, zonder enige medisch tuchtrechtelijke toetsing.

Het ging de laatste week in de discussie vaak over de methode die Nico Tromp bij zijn stervenshulp heeft toegepast. Met als algemeen moreel oordeel dat goede intenties je als huisarts niet boven de regels stellen. Nederland kent een richtlijn van palliatieve sedatie en kent een wetgeving voor het toepassen van euthanasie. Wetgeving komt tot stand langs de weg van politieke compromissen. De richtlijn palliatieve sedatie kent 80 pagina’s, waarbij nu juist als genoemd knelpunt 5 wordt genoemd dat de richtlijn in beperkte mate voorziet in informatie over acute sedatie. Wet en inhoud van de richtlijn geven geen informatie over alle noden van noodzakelijke palliatieve zorg, inclusief hulp bij stervenden. Dat betekent in de dagelijkse praktijk dat van de huisarts wordt gevraagd: nabijheid, competentie, zorgcoördinatie, flexibiliteit en met patiënt en familie samen onderzoeken en bespreken via “shared decision making”  wat de beste opties van zorg zijn. Niet altijd zijn er duidelijke regels. Euthanasiewet en richtlijn palliatieve sedatie dekken als vlag bij lange na niet de lading van de palliatieve zorg!

Dit zo gesteld, ik hou hier geen pleidooi om een richtlijn palliatieve zorg van 160 pagina’s te maken. De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de dokter het beste met de patiënt voor heeft. En toetsbaar handelt. Wel zet ik vraagtekens bij de handelswijze van het AMC. Kunnen opleiders in Nederland erop rekenen dat zij voortaan altijd worden gehoord, ja of nee? En ik zet vraagtekens bij het optreden van de IGZ. Als toetsing en transparantie in een Kwaliteitswet een prominente plaats hebben, dan geldt dat bij uitstek voor de instantie die toezicht houdt op uitvoering deze wet. Er moet daarom een onafhankelijk onderzoek komen naar de reden waarom er meteen is gekozen voor een strafrechtelijke route en is waarom is gekozen voor het openbaar maken van de naam van de huisarts met volledig verbod van zijn praktijkvoering. Dat onafhankelijk onderzoek moet gebeuren om de rechten en plichten van arts en burger bij palliatieve zorg duidelijk te krijgen. En gaat ons allemaal aan, want doodgaan doen we ooit ook allemaal.

AM