woensdag 23 april 2014

Opheffen vrije artsenkeuze is in zorgakkoord onderdeel van een politieke deal

Het kabinet heeft samen met de drie gedoogpartijen vorige week een akkoord bereikt over de langdurige zorg. In plaats van 1,5 miljard euro bezuiniging wordt nu 360 miljoen minder bespaard (zie tabel). In ruil daarvoor verwacht (eist?) de minister dat alle vijf partijen steun geven aan haar plannen dat verzekeraars bij een naturapolis alleen nog zorg van gecontracteerde zorgaanbieders hoeft te vergoeden. Nu moeten verzekeraars nog, als hun polishouder een niet gecontracteerde zorgaanbieder bezoekt (“vrije artsenkeuze”) 80% van die kosten vergoeden (blog). Maar deze “80-procentafspraak” kost verzekeraars, zo zeggen zij, jaarlijks een miljard euro. En zo vindt er een politieke ruilhandel plaats waarbij vrije artsenkeuze wordt opgeofferd en door het kabinet als ‘verbetering’ wordt benoemd en binnengehaald. Met als deal dat in het akkoord met gedoogpartijen de bezuinigingen in de langdurige zorg in het zorgveld wat minder hard zullen  landen. En dat terwijl verzekeraars zelf grote zorgen hebben over het tempo en omvang van de hervormingen en zelfs hebben gepleit voor het gedeeltelijk uitstel van de zorghervormingen. Met een wetswijziging ZVW artikel 13 zijn burgers,  die vrije artsenkeuze en in alle gevallen betaling van hun zorgnota’s wensen,  aangewezen op een (duurdere) restitutiepolis. En voor de mensen met een naturapolis gaat gelden: alleen behandeling met goedkeuring van de verzekeraar wordt betaald en …anders geen vergoeding!

Budgettaire aspecten zorgakkoord hervorming langdurige zorg (geld: 1 = € 1 mln): 17.4.2014


 

     2015

    2016

  2017

  2018

 2019

Steun thuis (WMO)

       195

      165

      50

       40

     30

jeugdwet

         60

 

 

 

 

Steun instelling (WLZ)

       105

      135

    150

     160

   170

Totaal

       360

      300

    200

  200                  

   200
Met deze extra middelen wordt de afgesproken korting (‘taakstelling’) van 25% uit het regeerakkoord verlaagd naar 6% in 2015 en 11% in 2016. De extra middelen voor dagbesteding voor (een toenemend aantal) thuis verblijvende kwetsbare ouderen zijn na 2017 toch als ‘schraal’ te classificeren.  

Consequenties huisartsenzorg
Dankzij inbreng van gedoogpartij CU lijkt de ‘vrije huisartsenkeuze’ voor de patiënt gewaarborgd. In het akkoord, waarbij deze week nog over het definitieve tekstconcept van het zorgakkoord moet volgen, lijkt huisartsenzorg namelijk te worden gevrijwaard van veranderingen in artikel 13 zorgverzekeringswet. Ook zouden verzekeraars hebben beloofd in elke regio zoveel zorg te contracteren dat er nog keus genoeg overblijft voor de patiënt met een naturapolis.  Behoud van “vrije huisartsenkeus” in het zorgakkoord betekent voor de patiënt dat hij niet gedwongen wordt van huisarts te wisselen, ook als deze huisartsenzorg niet is gecontracteerd. Dat is een voordeel, de inschrijving op naam van patiënt bij huisarts is dan gewaarborgd. De keerzijde is het gegeven dat een huisartspraktijk zonder contract met een verzekeraar in financiële zin nu al niet levensvatbaar is, omdat voor levering van aanvullende zorg (M&I en ketenzorg) en het hebben van praktijkondersteuning een contract met de preferente verzekeraar (wel) een vereiste is.  Het buiten de wetswijziging artikel 13 houden van de huisartsenzorg kan zo dus voor de patiënt en de huisarts deels een Pyrrhusoverwinning worden, als de overige spelregels bij de contractering niet worden veranderd.

Consequentie huisartsenzorg: méér werk! Kleinere praktijken?
Tijdens een hoorzitting van de Vaste Tweede Kamercommissie VWS over de WLZ heeft LHV-voorzitter van Eijck aangegeven dat, door dit wetsvoorstel, er meer zorgtaken bij de huisarts terechtkomen en in dit geval voor patiënten die veel meer tijd vergen dan de ‘gemiddelde’ patiënt. Daardoor kunnen huisartsen per persoon minder patiënten goede zorg leveren, zo stelt hij. De LHV vindt daarom dat de normpraktijk in de komende jaren naar circa 1800 patiënten moet. Om dan aan de zorgvraag van alle inwoners te kunnen voldoen, zullen er zo’n 20 procent extra huisartsen moeten komen. Dat dit juist nu tot media-aandacht en Kamervragen leidt, is opmerkelijk.  Bij de gegevens over de arbeidstijden van huisartsen in de Meetweken was die aandacht er geheel niet. En als de Vektiscijfers 2006-2012 (blog 24.3.2014) over de contacten basiszorg correct zijn, dan had de discussie over kleinere praktijken al wel eerder mogen beginnen. En waarom eigenlijk heeft de NZa de bekostigingsbouwsteen over de arbeidsinzet van huisartsen buiten haar advies aan de minister over de nieuwe bekostiging gehouden? Het leerpunt in deze is dan ook dat de huisarts zelf het aantal contacten en de werktijden moet monitoren. Om zo zelf de grens van tempo en volume van substitutie te bewaken. En in lijn hiermee, zelf de mate van ondersteuning en organisatie moet kunnen bepalen en aangeven wat nog (wel) veilige arbeidstijden zijn. Om dit alles ook in een zorgakkoord te laten vastleggen.

AM

donderdag 17 april 2014

Reputatieschade als toezichthouder lijkt voor de NZa onvermijdelijk

De minister van VWS stelt een extern onderzoek in naar het interne functioneren van de NZa.  De aanleiding voor het onderzoek is de suïcide op 22.1.2014 van NZa medewerker Arthur Gotlieb, 12 dagen nadat deze medewerker een 600 pagina’s tellend bezwaarschrift over de gang van zaken bij de NZa bij zijn leidinggevenden en bestuursvoorzitter Theo Langejan had ingediend.
Pas op 8.4.2014 bericht de NZa de minister van VWS over dit tragische voorval. Een dag later stelt de minister de genoemde onderzoekscommissie in. Met als opdracht een onderzoek naar het intern functioneren van de NZa in deze zaak, een onderzoek naar de werksfeer bij de NZa en naar het  borgen van ICT-veiligheid en de vertrouwelijkheid van dossiers. Het snel instellen van de commissie lijkt/is een begrijpelijke reactie van de minister.  Immers, de innige relatie tussen VWS en NZa is bekend, waarbij de politieke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de NZa bij VWS ligt. VWS is voor de NZa niet alleen de enige opdrachtgever is, maar de overheid is ook de enige partij die de NZa voorziet van financiële middelen. Daarom heeft ook het ministerie zelf belang bij een zorgvuldig onderzoek naar het functioneren van deze toezichthouder. Saillant detail is dat een maand geleden de minister zich in een Kamerbrief (13.3.2014) nog positief uitliet over het functioneren van de NZa.

Arthur Gotlieb  (bron: NRC/NOS)
Arthur Gotlieb was bedrijfseconoom en sinds 2000 als senior-beleidswerker werkzaam op de afdeling Cure van de NZa op het dossier “dure geneesmiddelen”. Na een negatieve beoordeling als werknemer dient hij een verweerschrift van 600 pagina’s in bij zijn eigen organisatie en stelt ook allerlei interne zaken aan de orde. Bij de NZa zou voor meer dan 300 gigabyte aan documenten zonder beveiliging zijn opgeslagen, zo meldt hij. Al in 2007 bericht hij zijn meerderen over dit feit. Niet alleen patiëntendossiers, tariefbeschikkingen, bezwaarschriften, onderzoeksrapporten, foto's, geluidsopnamen, maar ook e-boeken/films waren jarenlang toegankelijk voor iedereen die werkte bij de NZa,  inclusief vakantiekrachten. Na zijn dood meldt zijn broer (bron: NRC),  dat Arthur van mening was dat de NZa-directeuren te dicht tegen de geneesmiddelenindustrie aanschurkten en zich lieten fêteren door de farmaceuten. Hij pleit daarom bij de Raad van Bestuur voor een gedragscode, maar op dat advies wordt door de NZa niet gereageerd. Al heel lang constateert Gotlieb tekortkomingen in de organisatie en heeft hij kritiek op het management en op de manier waarop zijn leidinggevenden met hem omgaan. Hij luidt, zonder resultaat, met regelmaat de noodklok. Hij verwerkt uiteindelijk al zijn ervaringen in zijn bezwaarschrift. Van de 600 pagina’s gaan er, aldus de NRC, 459 over de manier waarop hij afgelopen jaren is behandeld door het management. Toen hij zijn bezwaarschrift inlevert, meldt Gotlieb, dat op zijn positieve inzet kan worden gerekend. Twaalf dagen later pleegt hij suïcide.  Pas 11 weken later bericht het bestuur van de NZa de minister over dit tragische voorval.

Integriteit NZa staat ter discussie
Door dit voorval staat de integriteit van de NZa ter discussie en lijkt reputatieschade onvermijdelijk. Niemand in Nederland zal de noodzaak van een onpartijdige scheidsrechter, althans binnen het zorgstelsel met een gereguleerde markt wat Nederland voorstaat, ter discussie stellen. Multitasker NZa is in dit zorgstelsel, waar 90 miljard in omgaat, gelijktijdig marktmeester, toezichthouder, tariefbepaler, adviseur van de minister en tegelijk nog regelgever. Deze taken zijn alleen naar tevredenheid uit te voeren bij een vlekkeloos blazoen, een onpartijdige opstelling en 100% eigen transparantie en integriteit. Als een goed voorbeeld voor anderen. Niet gemakkelijk, maar goed toezicht zal alleen met deze kenmerken een draagvlak voor soms ook pijnlijke maatregelen (kunnen) creëren bij partijen.

Partijdige opstelling
Al eerder heb ik in deze blogs mijn twijfels geuit over het probleem van de (on)partijdigheid van  de NZa. Bij de opstelling van de NZa bij tariefbeschikkingen (blog: 14.9.2013),  bij het opstellen van hun  marktscans (blog: 26.10.2013), bij hun opstelling ten aanzien van wetswijziging artikel 13 (blog: 19.3.2014) en bij de rapportage van de NZa over de zorgfraude (blog: 28.12.2013  en 22.9.2013). En last but not least ook in het advies van de NZa over de nieuwe bekostiging huisartsenzorg staan diverse hiaten. Zo is in dit advies willens en wetens de bekostigingsbouwsteen “werktijden” buiten beschouwing gelaten en  baseert de NZa al jaren de tarieven van de praktijkkosten van huisartsen op de uitkomst van hun eigen kostenonderzoeken. In plaats van het tarief voor praktijkkosten af te stemmen op de leveringskosten van noodzakelijke zorg. (zie verder: commentaar op NZa advies). Ook stelde de NZa in het advies over de bekostiging voor om bij overschrijding van de kosten ketenzorg en prestatiebekostiging dit te betalen uit het budget van de huisartsenbasiszorg. Dit probleem is na ingrijpen van VWS verijdeld. Maar ook buiten de huisartsenzorg stapelen de problemen voor de NZa zich op. Hoge boetes van de NZa voor foutief declareren zijn zo bedreigend dat zorgaanbieders maar afzien van juridisch verweer. Waarbij ziekenhuizen zelfs worden gedwongen het bewijs van hun "fraude" zelf te leveren....

En nog meer problemen...
En als klap op de vuurpijl komt vandaag naar buiten dat eind 2013 alarmerende verliezen van ziekenhuizen werden verzwegen in het NZa rapport. En dat na persoonlijk ingrijpen van bestuursvoorzitter Theo Langejan. Want, zo bleek uit het verweerschrift van Arthur Gotlieb, de bestuursvoorzitter "wilde niet met slecht nieuws naar buiten".. En zo werd de belangrijkste conclusie buiten het rapport gehouden, namelijk dat bijna vier op de tien ziekenhuizen in 2012 verlies leden. Waarbij ook de minister van VWS niet wist dat de NZa deze alarmerende verliezen bij ziekenhuizen verzweeg in het bewuste rapport. Er lijkt dus genoeg  werk voor de onderzoekscommissie in de NZa winkel 

Onafhankelijk onderzoek
De minister heeft een onderzoekscommissie ingesteld onder leiding van Hans Borstlap, oud-topambtenaar en lid van de Raad van State. Dat Borstlap en NZa-topman Langejan een gedeeld verleden hebben als directeur-generaal (rond 2000 hielden beiden zich als hoge ambtenaar  bezig met arbeidsmarktvraagstukken) is noch voor de minister, noch voor de Tweede Kamer een bezwaar dit onderzoek door Hans Borstlap te laten uitvoeren.

AM

dinsdag 8 april 2014

Nieuwe garanties bij bekostiging huisartsenzorg halen de kou nog niet uit de lucht

De LHV heeft voor de nieuwe bekostiging per 2015 de garantie gekregen dat er in de toekomst niet gekort op de basishuisartsenzorg als er meer geld naar ketenzorg gaat. Anders gezegd: wanneer in de nieuwe bekostiging binnen de segmenten programmatische (keten)zorg (segment S2:15% van het kader) en innovatie en vernieuwing (segment S3:10% van het kader) deze budgetten overschreden worden, zal dit niet ten koste gaan van het budget voor de reguliere huisartsenzorg (segment S1:75% van het kader).

In een brief aan VWS (27.03.2014) had de LHV onder andere deze garantie aan VWS gevraagd. Om zo met een duidelijke afbakening tussen de drie segmenten het basisaanbod huisartsenzorg voor de toekomst veilig te stellen. Ondertekenden in een eerdere brief aan VWS voor dit doel het NHG en InEen nog mee, in de brief van 27.03.2014 stond de LHV om voor mij onduidelijke reden alleen.

De onrust onder huisartsen was ontstaan doordat de NZa in haar recente advies aan VWS over de nieuwe bekostiging van huisartsenzorg het standpunt had ingenomen dat voor de segmenten S2 en S3 de tarieven vrij moeten zijn en voor S1 de tarieven geregeld en gemaximeerd moeten worden. Waarbij de NZa in haar advies stelt dat tariefregulering in S1 de basis is voor kostenbeheersing en bij overall kostenoverschrijding juist de gereguleerde tarieven in S1 neerwaarts kunnen (moeten?) worden bijgesteld. Het is begrijpelijk dat huisartsen dit advies van de NZa, zeker na de kortingservaring in 2012, niet acceptabel vinden. De LHV heeft nu na het bestuurlijk overleg met VWS garanties voor basishuisartsenzorg gekregen: geen korting S1 bij overschrijding van kosten in S2 en S3  en geen grote schokeffecten op praktijkniveau bij invoering van het nieuwe bekostigingsmodel. Maar de vraag blijft: is dan nu de kou uit de lucht?

De segmenten in de nieuwe bekostiging worden met de 75%(S1)-15%(S2)-10%(S3) verdeling gefinancierd uit het bestaande uitgavenkader, zoals vastgelegd in de Miljoenennota 2014.

Miljoenennota 2014 (pg 211): 1 = € 1 mln

Huisartsenzorg

 2012

 2013

  2014

  2015

  2016

 2017

stand begroting 2013

2324,1

2394,1

2412,4

2422,7

2422,8

2422,8

loon/prijsbijstelling

    -

   43,0

   43,0

    43,0

   43,0

   43,0

actualisering

   11,5

   11,5

   11,5

    11,5

   11,5

   11,5

groeiruimte

    -

    -

   36,7

    61,6

   87,0

 113,4

substitutie

    -

    -

   24,5

    61,6

   99,6

 139,1

stand begroting 2014

2335,6

2448,6

2528,1

2600,4

2663,9

2729,8

 Miljoenennota 2014 (pg 210): 1 = € 1 mln

 jaar

 2012

 2013

 2014

 2015

 2016

 2017

ZVW post Multidisciplinaire zorg

373,3

408,1

418,7

429,0

439,5

450,5

De hamvraag is nu of de daadwerkelijke uitgaven per nieuw zorgsegment in 2015 binnen het beoogde S1-S2-S3 budgetkader van VWS (kunnen) blijven? Ja of nee? Dit zal onder andere afhangen van de inkoop, maar ook van het zorgaanbod, zowel het geleverde volume zorg als ook de soort (substitutie)zorg. Kortom, de dynamiek van zorg per segment, levering en inkoop, zal bepalen of zorgaanbieders binnen het eigen segment met een (MBI) korting in de problemen geraken.

Dynamiek in segment S1
LINH meldt dat aantal contacten met de huisartsenpraktijk in de periode 2010-2012 stabiel is gebleven. Het aantal korte consulten en visites is met 2% afgenomen en het aantal lange consulten en visites is met 11% toegenomen in 2012 ten opzichte van 2010. Verder is het aantal telefonische consulten met 5% toegenomen ten opzichte van 2010. Over een veel langere periode schetst Vektis (bestand 2013) echter een heel ander beeld van contactstijgingen. Kostencijfers van toezichthouder CVZ (versie 18) laten tussen 2006-2014 een kostenstijging huisartsenzorg zien van gemiddeld 3,3% per jaar. Financiering van de ANW zorg is buiten de nieuwe bekostiging gehouden, maar niet buiten het macrokader(!). Dit alles bij een afgesproken (onderhandelaarsresultaat,16.07.2013) groeiruimte van 2,5% per jaar en dat nog slechts bij “bewezen substitutie”. Nu de praktijkondersteuning management en POH-ouderenzorg niet zijn opgenomen in het 3-segmentenmodel zal  de beroepsgroep huisartsen al de handen vol hebben om binnen segment S1 de juiste zorg met behoud van de kernwaarden te blijven leveren.

Dynamiek in segment S2
Nu na de afspraak LHV-VWS de meerkosten van ketenzorg niet meer worden betaald vanuit S1, zal ook in dit S2 segment een nieuwe dynamiek ontstaan. Maar welke? Gaan individuele zorggroepen met de eigen verzekeraar afspraken maken over ketenzorg, met als consequentie dat meerkosten gezamenlijk worden betaald? Gaat InEen een macro-businesscase opstellen met financiële gegevens, wáár binnen het VWS kader post multidisciplinaire zorg (Miljoenennota) nog financiële ruimte zit voor groei van GEZ en/of ketenzorg? In elk geval zullen zorggroepen de leden helder moeten voorlichten inclusief een eigen businesscase hoe de lokale vlag erbij hangt. En blijft (nu) na de nieuwe afspraak VWS-LHV de financiering van het meekijkconsult ook gefinancierd worden vanuit segment S2?  Op basis van mijn eerdere kostencijfers (commentaar consultatiedocument, blog, blog) is voor ketenuitbreiding in segment 2b m.i.  onvoldoende budget. Maar betekent dat dan ook dat deze nieuwe ketens (astma, depressie, dementie) er niet gaan komen?

Dynamiek in segment S3
Het S3 segment (bij 10% van het kader) zal voornamelijk gevuld worden vanuit de huidige M&I gelden. Terecht? En hoe gaat de M&I transitie eruit zien? En hoe gaan nu de modules voor resultaatbeloning in segment 3 eruit  zien? Is een prestatiebonus voor samenwerking huisarts-wijkverpleegkundige niet een goed voorstel voor invulling van dit segment S3?

Conclusie
Geen korting in S1 bij overschrijding van S2/S3 is een goede bijdrage aan het ontwikkelen van een nieuwe bekostiging huisartsenzorg. Ook een gefaseerde invoering lijkt een verstandige bijdrage. De effectrapportage moet nog plaatsvinden. Maar op de vraag of de veranderingen in bekostiging bij alle systeemwijzigingen per 2015 wel haalbaar zijn  en of de voordelen van een nieuwe bekostiging de nadelen van de huidige bekostiging gaan overtreffen, daarvan heb ik nog niet het overtuigend bewijs gezien. De kou is dus zeker nog niet uit de lucht.

AM