Budgettaire aspecten zorgakkoord hervorming langdurige zorg (geld: 1 =
€ 1 mln): 17.4.2014
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Steun thuis (WMO)
|
195
|
165
|
50
|
40
|
30
|
jeugdwet
|
60
|
|
|
|
|
Steun instelling (WLZ)
|
105
|
135
|
150
|
160
|
170
|
Totaal
|
360
|
300
|
200
|
200
|
200
|
Consequenties huisartsenzorg
Dankzij inbreng van gedoogpartij CU lijkt de ‘vrije huisartsenkeuze’ voor
de patiënt gewaarborgd. In het akkoord, waarbij deze week nog over het
definitieve tekstconcept van het zorgakkoord moet volgen, lijkt huisartsenzorg namelijk te worden gevrijwaard van veranderingen in artikel 13 zorgverzekeringswet. Ook
zouden verzekeraars hebben beloofd in elke regio zoveel zorg te contracteren
dat er nog keus genoeg overblijft voor de patiënt met een naturapolis. Behoud van “vrije huisartsenkeus” in het
zorgakkoord betekent voor de patiënt dat hij niet gedwongen wordt van huisarts
te wisselen, ook als deze huisartsenzorg niet is gecontracteerd. Dat is een
voordeel, de inschrijving op naam van patiënt bij huisarts is dan gewaarborgd.
De keerzijde is het gegeven dat een huisartspraktijk zonder contract met een
verzekeraar in financiële zin nu al niet levensvatbaar is, omdat voor levering
van aanvullende zorg (M&I en ketenzorg) en het hebben van praktijkondersteuning
een contract met de preferente verzekeraar (wel) een vereiste is. Het buiten de wetswijziging artikel 13 houden van de huisartsenzorg kan zo dus voor de patiënt en de huisarts deels
een Pyrrhusoverwinning worden, als de overige spelregels bij de contractering
niet worden veranderd.
Consequentie huisartsenzorg: méér werk! Kleinere praktijken?
Tijdens een hoorzitting van de Vaste Tweede Kamercommissie VWS over de
WLZ heeft LHV-voorzitter van Eijck aangegeven dat, door dit wetsvoorstel, er
meer zorgtaken bij de huisarts terechtkomen en in dit geval voor patiënten die
veel meer tijd vergen dan de ‘gemiddelde’ patiënt. Daardoor kunnen huisartsen
per persoon minder patiënten goede zorg leveren, zo stelt hij. De LHV vindt
daarom dat de normpraktijk in de komende jaren naar circa 1800 patiënten moet.
Om dan aan de zorgvraag van alle inwoners te kunnen voldoen, zullen er zo’n 20
procent extra huisartsen moeten komen. Dat dit juist nu tot media-aandacht en
Kamervragen leidt, is opmerkelijk. Bij
de gegevens over de arbeidstijden van huisartsen in de Meetweken was die
aandacht er geheel niet. En als de Vektiscijfers 2006-2012 (blog 24.3.2014) over de
contacten basiszorg correct zijn, dan had de discussie over kleinere praktijken
al wel eerder mogen beginnen. En waarom eigenlijk heeft de NZa de
bekostigingsbouwsteen over de arbeidsinzet van huisartsen buiten haar advies aan de minister over de nieuwe bekostiging gehouden? Het leerpunt in deze is dan
ook dat de huisarts zelf het aantal contacten en de werktijden moet monitoren.
Om zo zelf de grens van tempo en volume van substitutie te bewaken. En in lijn
hiermee, zelf de mate van ondersteuning en organisatie moet kunnen bepalen en
aangeven wat nog (wel) veilige arbeidstijden zijn. Om dit alles ook in een
zorgakkoord te laten vastleggen.
AM