De rest van de huidige AWBZ zorg gaat vallen onder de WMO (uitvoering sinds
2007 door gemeenten) of onder de ZVW (uitvoering sinds 2006 door zorgverzekeraars). Deze transitie van de AWBZ gaat in de periode
2014-2018 gepaard met een besparing van € 3,4 miljard. Partijen hebben nog een jaar om alles in de
steigers te zetten. Gaat dat lukken?
Voor de burger
De burger met een zorgprobleem meldt zich per 2015 bij de eigen
gemeente voor vragen over huishoudelijke hulp, ondersteuning, hulpmiddelen en
vervoer. De burger krijgt eerst een “keukentafelgesprek” met een
gemeenteambtenaar of gemeentelijke hulp of een ‘maatwerkvoorziening’ wel
geïndiceerd is. Heeft de burger in het kader van “zelfregulering” namelijk wel
alles ondernomen om zelf het probleem op te lossen? En kan de burger de
gevraagde hulp niet uit eigen middelen betalen in plaats van een beroep te doen
op de collectieve middelen uit de WMO? Heeft de burger lijfsgebonden verzorging of verpleging nodig dan valt deze vorm van thuiszorg (ziekenverzorging/wijkverpleegkundigen) per 2015 onder de ZWW. Dit betekent dat inkoop en betaling van deze zorg, net als bij curatieve (huisartsen)zorg nu, geschiedt door de zorgverzekeraar. Thuiszorgorganisaties hebben het afgelopen jaar terecht een pleidooi gehouden om gezien de samenhang tussen verpleging en verzorging, deze beide voorzieningen niet onder verschillende wetten te laten vallen (zoals de regering en de gemeenten oorspronkelijk wilden).
Is er sprake van intensive en/of complexe zorg die mogelijk niet meer gegeven kan worden vanuit WMO en ZVW, dan komt Wet LIZ in beeld. Het CIZ zal hiervoor indiceren en zal alleen bij indicatie met verblijf een indicatie voor een zorgzwaarte afgeven. Na 2015 ligt de grens voor verblijfsindicatie waarschijnlijk bij ZZP 5 of hoger. Met deze positieve indicatiestelling voor verblijf komt de financiering na 2015 uit de LIZ. Met een indicatie voor LIZ zorg heeft de patiënt vervolgens drie keuzes: allereerst gaan wonen in een instelling, ten tweede thuis wonen en een aanbieder vragen daar de zorg te regelen (volledig pakket thuis) of als derde mogelijkheid thuis gaan wonen en zelf zorg inkopen met een PGB. Zorg vallend onder de LIZ kan dus zowel intra- als extramuraal worden gegeven.
Voor de huisarts
Met de overheveling van verpleging en verzorging vanuit de AWBZ naar
de ZVW wordt (wijk)verpleegkundige zorg in de eerste lijn gepositioneerd. Samen
met de huisartsen (cure) gaan wijkverpleegkundigen en verzorgenden (care)
ervoor zorgen om mensen zo lang mogelijk thuis te helpen. VWS heeft aangegeven dat de huidige ZZP 3 en 4 die in een instelling wonen (met verblijfindicatie) daar voorlopig mogen
blijven wonen. Maar in de toekomst wordt dit voor mensen met ZZP 3 en later deel
van ZZP 4 niet meer mogelijk. Sterker nog, de lage ZZP classificatie wordt waarschijnlijk afgeschaft omdat deze
zorgzwaarte binnen via de WMO en/of ZVW moet worden geholpen. Huisartsen en
wijkverpleegkundigen zullen goed in de gaten moeten houden of deze mensen, met voorheen een lage ZZP, ook na 2015 nog wel de zorg krijgen die nodig is. Nu met
deze wetsmaatregel méér mensen dan voorheen met complexe zorg buiten de
instellingen gaan wonen, komt wat betreft de medische zorg voor ouderen ook de
vraag welke zorg bij de specialist ouderengeneeskunde (SO) hoort en welke zorg
bij de huisarts. De LHV (Ledenraad 10.12.2013) vindt dat het hoofdbehandelaarschap
bij de huisarts hoort mits de huisarts zichzelf bekwaam acht. De scheidend voorzitter van Verenso stelde eerder dat bij een volledig pakket thuis
CSLM-zorg (continue systematische langdurige multidisciplinaire zorg) thuis
wordt geleverd door een multidisciplinair team met regievoering bij de SO. Op
dit moment werken huisarts en SO in de zorg voor kwetsbare ouderen overigens al
samen: vanaf een ZZP3 vindt er een MDO plaats onder leiding van de SO met een
adviesrapportage aan de huisarts. Daarnaast zijn er al consultatiemogelijkheden
door SO op verzoek van de eigen huisarts. De beide verenigingen zullen de
afspraken over samenwerking in de eerste lijn met deze nieuwe wetgeving verder
uitwerken, inclusief de plaats van de kaderarts.
Wat zijn de gevaren?
Vele obstakels zijn er nog te nemen. De royale bezuiniging brengt om
budgettaire reden de integrale zorg in gevaar (artikel Medisch Contact).
Patiëntenorganisaties wijzen VWS op een
onrealistische planning wat betreft de opgelegde hervormingen. Er bestaat in 2013/2014 een gevaar van upcoding om mensen nog voor 2015 een hogere ZZP te geven (met een hogere vergoeding) en/of ze snel opgenomen te krijgen. In mijn eerdere blog wees ik op particuliere instellingen, die zonder contract met een zorgkantoor daarmee geen AWBZ status hebben wat betreft de medische zorg (wel wat betreft verpleging & verzorging) en vervolgens deze medische zorg , zelfs voor ZZP 5 en hoger, 7x24 uur inkopen bij de goedkopere huisarts (vergelijk intramuraal). Waarbij een hoger ZZP thuiszorgdeel een hoger tarief garandeert en genereert. Over perverse prikkels gesproken. De vragen over competenties en begrenzing bij huisartsenzorg (wat kan/moet/wil de huisarts? ) blijven actueel (blog).
Gemeenten worden per 2015 met een budgetplafond verantwoordelijk voor hun aandeel in de WMO. Maar tot heden geven gemeenten meer geld uit dan in het WMO-budget beschikbaar is. Een zeer ruime beleidsvrijheid voor gemeenten bij deze nieuwe wetgeving leidt tot regionale praktijkvariatie en rechtsongelijkheid van mensen die zorg nodig hebben. En is de totale transitieklus voor de gemeenten niet te groot, nu zij behalve deze langdurige zorg, ook jeugdzorg, de Wajong en de sociale werkplaatsen onder hun hoede krijgen? Ook kennen gemeenten, in vergelijk met zorgkantoren, torenhoge administratieve lasten (meer dan 10%, tegen 1,5% in de AWBZ). Binnen een stelsel gebaseerd op marktwerking kunnen met name extramuraal domeindiscussies ontstaan tussen artsen, bvb huisarts en SO, en tussen thuiszorgorganisaties. Daar waar juist bij kwetsbare ouderen intensieve samenwerking gewenst is. En tot slot niet de onbelangrijkste vraag: is de kwetsbare burger zelf wel klaar voor de gevolgen van deze decentralisatie en het verzoek om meer zelfregulering?
Voor de huisarts is het van belang dat er goede werkafspraken komen op
landelijk niveau tussen LHV en Verenso, in 2014 beiden onder aanvoering van een
nieuwe voorzitter. Waarbij zorgverzekeraars moeten zorgen voor een goede financiering voor inzet van praktijkondersteuning ouderenzorg en wijkverpleegkundige zorg.
Inclusief een financiering voor consultaties in de thuissituatie
door SO en geriaters. Deze bekostiging
is bij de zorg voor kwetsbare ouderen een harde voorwaarde voor het slagen
van samenwerking op lokaal/regionaal niveau.
AM