maandag 2 december 2013

Houdini-act van NZa bezorgt huisarts een herijkt deel van het inkomen

Na 30 jaar heeft de Nederlandse huisarts een nieuw ‘norminkomen’. De titel norminkomen is overigens verlaten en heeft plaats gemaakt voor de “arbeidskostencomponent”.  De arbeidskostencomponent is dat deel van het totale inkomen, waarvan de tarieven van geleverde zorg gereguleerd, lees bepaald,  worden door de NZa. Naast gereguleerde tarieven kent de NZa ook ‘niet gereguleerde’ zogenaamde ‘vrije’ tarieven. De opbrengst van zorg met vrije tarieven draagt als tweede onderdeel bij aan het totale inkomen. De arbeidskostencomponent bestaat, net als bij het oude norminkomen, uit drie onderdelen: een salaris, een toeslag inconvenienten  (ANW toeslag) en een vergoeding ter compensatie van premies zorg, AOV en pensioen. De uitkomst van deze herijking is een verhoging van de arbeidskostencomponent van € 108.486 naar € 125.237 (definitief niveau 2013).
Tabel:

Arbeidskostenbestanddeel tarief  (def. niveau 2013):  I

                       € 125.237,-

Praktijkkostenbestanddeel tarief  (def. niveau 2013):  K

€ 181.102,- (108.545 personeel + 72.557 overig)

Rekennorm inschrijvingen normpraktijk:  P

    2168 verzekerden per normpraktijk

Rekennorm consulten:  C

 8882 consulteenheden per jaar

Arbeidskostenbestanddeel ANW (def. niveau 2013)

                         € 20.578,-

Praktijkkostenvergoeding ANW-uren  (def. niveau 2013)

                             € 748,-

Rekennorm ANW-verrichtingen

   960 consulteenheden per jaar
Ook in de 2001 was een herijking van het inkomen van de huisarts in beeld. Net als nu had het CTG in 2001 het bureau van KPMG ingeschakeld om met een voorstel te komen. De LHV kwam in 2001 met het Hay inkomensrapport. De meerkosten van deze herijking waren destijds macro € 99 mln  (€ 72 mln voor het daginkomen en € 27 mln voor ANW). Hiervoor was destijds geen budget, waardoor de herijking in 2002 niet doorging.  

Dat de herijking nu voor 2014 uit het bestaande kader zou moeten worden betaald, was al eerder bekend. De opdracht was/is om en huisartsen op basis van het kostenonderzoek niet met € 293 mln te korten en het inkomen te herijken en qua rekennorm recht te doen aan het laatste NZa kostenonderzoek en binnen het bestaande kader te blijven en de nieuwe tarieven 2014 niet teveel te laten afwijken van de oude (slotalinea brief VWS aan NZa,18.07.2013).  

De gegevens van het kostenonderzoek uitwerken betekent dat, nu de tariefgereguleerde activiteiten 77% van de totale omzet vormen, deze 77%-23% verdeling ook maar is toegepast op de verdeling van de totale praktijkkosten. Daarnaast zijn voor deze herijking ook de beide rekennormen, inschrijvingen en consulten, op basis van het kostenonderzoek, in de tariefformule aangepast.
NZa Tariefformule:

INSCHRIJFTARIEF: IT (€) = 0,346 x ( I + K)/P    en    CONSULTTARIEF:    CT (€) = 0,256 x (I + K)/C
Deze tariefformule is eerder onderwerp geweest van discussie (een, twee). Extra werk of een  grotere praktijk, beiden in de breuknoemer van de tariefformule, kunnen nadelig voor de huisarts uitpakken, als de tariefformule ook daadwerkelijk wordt ingezet.

Wat zijn de risico’s?
  1. Het is opmerkelijk dat door KPMG niet is onderzocht in hoeverre het inkomen van huisarts overeenkomt met het inkomen van de medisch specialist. Dat had meer voor de hand gelegen. Huisartsen en specialisten hebben meer dan 80% van hun tijd samen doorgebracht in school en collegebanken. Waarna elke basisarts een eigen specialisatie heeft gevolgd.  Vergelijk is nodig, niet alleen van het salaris, maar vooral van het onderdeel van de compensatievergoeding van premies zorg, AOV en pensioen (bij medisch specialist gunstiger!).
  2. Een tweede risico is het gegeven dat de 77%-23% verdeling snel kan veranderen wanneer  budget(her)verdeling tussen de drie segmenten aan de orde is of wanneer bijvoorbeeld het M&I 13-code budget,  op basis van nu een vrij tarief, in 2015 wordt herverdeeld tussen het eerste en derde segment. En mogelijk voor een deel onder het (nieuw) ‘gereguleerde’ tarief komt te vallen.
  3. Het derde risico ligt in de uitkomst dat,  als er meer zorg gesubstitueerd wordt op basis van  selectieve inkoop door de verzekeraar, de omzet van de huisarts na meerwerk kan stijgen. Maar  daarmee is niet gezegd dat de NZa haar opvattingen over de arbeidskostencomponent zal wijzigen. Het risico op een korting achteraf,  na meer omzet na extra werk, hetzij linksom via de minister met een MBI achtige motivatie, hetzij rechtsom met de WMG opvatting van deze toezichthouder, is een les die huisartsen wel hebben geleerd. Of toch nog niet?
  4. Het vierde risico is het feit dat, hoewel loonkostenschalen (hidha en ambtenaar) door KPMG als leidraad zijn gebruikt, de ureninzet van huisartsen niet in beeld is. Dus ook de gunstige regeling van ambtenaren niet bij inzet (= terugkrijgen) van hun meeruren ( zie boek, 2e druk, pg 235). Het niet meetellen van de overuren is opmerkelijk met de  gegevens van de laatste Meetweek(VPHuisartsen).  Maar ook het NZa kostenonderzoek zelf meldt een ureninzet van gemiddeld 52,4 uur per week. Waarom wordt de uitkomst van het NZa kostenonderzoek  dan voor herijking maar deels en selectief gebruikt? Zelfs met de 77/23 regel van de NZa toegepast op de ureninzet, werkt de huisarts in de basiszorg met 40,3 uur (77 x 0,524) meer dan de ambtenaar met BBRA schaal (36 uur).
  5. Hoewel de tarieven 2014 inmiddels bekend zijn, zijn twee belangrijke facetten nog niet openbaar gemaakt. Dit betreft de vergoeding voor het ondernemersrisico en het doorvoeren van een korting vanwege het niet halen van de budgetafspraak over het “doelmatig voorschrijven”.

Een complex gegoochel met cijfers en getallen, zonder rekening te houden met de werkbelasting  en zonder afstemming met het inkomen van de medisch specialist,  heeft na 30 jaar wachten geleid tot een nieuw onderdeel van het inkomen. Het is nu aan de beroepsverenigingen om voor de toekomst, met de uitwerking van het onderhandelaarsresultaat, het praktijkinkomen in de juiste banen te leiden.

AM