Het NZa gedrag bij tariefbeschikkingen
De NZa en
voorheen het C(O)TG hebben een dubieuze reputatie als het gaat om berekening
van tarieven. Decennia lang werden de tarieven voor huisartsenzorg berekend (bevroren)
en de discussie over werktijd gegijzeld met een gedateerde tariefformule die niet
tot doel heeft de noodzakelijke praktijkkosten
van huisartsenzorg te onderzoeken, maar om de macrokosten van huisartsenzorg
bij een jaarlijks stijgende zorgvraag te beteugelen.
praktijkkosten
NZa
tariefformule : tarief huisarts = ------------------------
werkbelasting
In deze
tariefformule plaatst de NZa de werkbelasting in de noemer van de breuk en de door
de NZa veronderstelde praktijkkosten in de teller. Huisartsenzorg is mensenwerk
met inzet van artsen en ondersteunend personeel
in de face-to-face patiëntencontacten en per telefoon. Menskracht,
huisvesting, ICT/telecom en praktijkinventaris bepalen in belangrijke mate de
kosten. Als er vervolgens méér gewerkt neemt de factor werkbelasting toe. In de
tariefformule leidt meerwerk in de noemer van de breuk echter tot verlaging van
het tarief zodat dit extra werk tegen gelijke kosten geleverd wordt. Een
terugkerende keuze die is ingegeven uit bezuinigingsoverwegingen. Het tekent na
2006 het spanningsveld in de WMG tussen het bewaken van een macrobudget en het
op gang proberen te brengen van markten.
Bij dit alles wekt de NZa de indruk de loyale budgethouder en het politiek
verlengstuk van VWS te zijn. Maar de rol van de objectieve toezichthouder wordt
zo niet ingevuld! De NZa beschrijft in haar beleidsstukken de zegeningen van de
markt, maar weet als geen ander dat er in een gebudgetteerd systeem niets te
ondernemen, niets te vermarkten is en met de door NZa berekende korting na verricht meerwerk, bij een
stijgende zorgvraag ook niets te innoveren valt. Hoort het berekenen van de noodzakelijke kosten van gewenste zorg dan
niet tot de taakopvatting van de NZa?
Daarnaast
heeft sinds de invoering van het zorgstelsel twee keer onder aanvoering van de
NZa bij huisartspraktijken een kostenonderzoek plaatsgevonden. In 2008 over het
jaar 2006 en in 2012 over de jaren 2010/2011. Buiten het feit dat dit NZa onderzoek geen kosten-, maar een inkomensonderzoek was, bleek ook nu weer dat
er geen interesse was in noodzakelijke
praktijkkosten, maar wel in de werkelijk gemaakte praktijkkosten. Dit is bizar,
omdat de NZa zelf de hoogte van deze tarieven, horend bij deze 'normale' praktijkkosten,
vaststelt. Ofwel een fraai staaltje van de slager, die het eigen vlees keurt en
vervolgens goedkeurt.
Uit het
laatste NZa kostenonderzoek bleek dat het gemeten gemiddelde praktijkresultaat
in 2010 € 150.834 was, terwijl het norminkomen dat als basis dient voor de tariefberekening
over 2010 door de NZa zelf is vastgesteld op € 109.369. Gegeven het beleid voor
de bekostiging van huisartsenzorg ligt het volgens de NZa dan voor de hand dat
zij overgaan tot een “herijking” van het tarief om de tariefstelling te laten
aansluiten bij het vastgestelde norminkomen. Ook dit is een bizar standpunt,
omdat het norminkomen van oudsher (1984) hoort bij basiszorg. Dan was het sportiever geweest als
deze toezichthouder begin deze eeuw had gewaarschuwd: huisartsen, denk erom, verricht meerwerk de
komende tien jaar door aanvullende zorg (ketenzorg en M&I) zal bij u onherroepelijk
leiden tot meer omzet/winst, maar u bent gewaarschuwd, de daaropvolgende
korting zal onverbiddelijk volgen. Harder werken accepteren wij als
toezichthouder niet! Ofwel, NZa, ben
zelf eens transparant!
Marktscan
huisartsenzorg
Als
gevolg van dit NZa gedrag hebben huisartsen in 2013 te maken met een gedateerde NZa praktijkkostencomponent en met de Beleidsregel Huisartsenzorg 2013.
Deze beleidsregel geeft basisinformatie over bouwstenen bij bekostiging, zoals
het inkomensdeel, kostendeel, rekennorm, rekenomzet e.d. Na jaarlijks rekenwerk
volgen dan de tariefbeschikkingen (hier 2013).
Eind
2012 heeft de NZa de Tweede Kamer ingelicht over de uitkomst van het
kostenonderzoek en de marktscan. Twee dagen na het onderhandelaarsresultaat en
75 dagen voordat de LHV Ledenraad een besluit neemt over het onderhandelaarsresultaat,
geeft de hoogste ambtenaar van VWS aan de NZa al de opdracht (18.07.2013) tot “effectueren inkomsten- en kostenonderzoek
huisartsen 2012”.
Herijken
nu is het vinden van een nieuwe kosten- en inkomenscomponent, een nieuw besluit
wat de normproductie is en het zoeken naar een “corrigerende” factor om na
herijking (opnieuw) het deel gereguleerde tarieven vast te stellen. Met als doel dat “grote schokeffecten in de sector per 2014
worden voorkomen” (slotalinea VWS brief, 18.07.2013).
En dus
kan zo de LHV met een gerust hart zeggen dat de korting van € 226 mln op basis van
het kostenonderzoek met uitvoering van het onderhandelaarsresultaat definitief
van de baan is. Waarbij de invulling van de herijking van het norminkomen in handen ligt van 'onze' NZa.
AM