zaterdag 14 september 2013

De dubieuze reputatie van de NZa bij tariefbeschikkingen

Bij de NZa wordt momenteel hard gewerkt om invulling te geven aan de herijking van het norminkomen van de huisarts. Hoe gaat deze “herijking component arbeidskosten praktijkeigenaren in huisartstarieven”, zoals de NZa zelf deze herijking noemt, eruit zien? De uitkomst van deze NZa berekeningen heeft meteen invloed op de tarieven (IT/CT) van 2014. De LHV 20.9.2013 laat weten dat deze herijking van het norminkomen een invulling is van het uitwerken van het onderhandelaarsresultaat eerste lijn  2014 tot en met 2017. In  Kanttekening 24.7.2013 bij dit onderhandelaarsresultaat  wordt de geschiedenis van het norminkomen beschreven. In een eerdere blog beschrijf ik dat deze herijking zal worden betaald uit het bestaande budgetkader.

Het NZa gedrag bij tariefbeschikkingen

De NZa en voorheen het C(O)TG hebben een dubieuze reputatie als het gaat om berekening van tarieven. Decennia lang werden de tarieven voor huisartsenzorg berekend (bevroren) en de discussie over werktijd gegijzeld met een gedateerde tariefformule die niet tot doel heeft de noodzakelijke praktijkkosten van huisartsenzorg te onderzoeken, maar om de macrokosten van huisartsenzorg bij een jaarlijks stijgende zorgvraag te beteugelen. 

                                                           praktijkkosten

NZa tariefformule  :  tarief huisarts = ------------------------

                                                           werkbelasting

In deze tariefformule plaatst de NZa de werkbelasting in de noemer van de breuk en de door de NZa veronderstelde praktijkkosten in de teller. Huisartsenzorg is mensenwerk met inzet van artsen en ondersteunend personeel  in de face-to-face patiëntencontacten en per telefoon. Menskracht, huisvesting, ICT/telecom en praktijkinventaris bepalen in belangrijke mate de kosten. Als er vervolgens méér gewerkt neemt de factor werkbelasting toe. In de tariefformule leidt meerwerk in de noemer van de breuk echter tot verlaging van het tarief zodat dit extra werk tegen gelijke kosten geleverd wordt. Een terugkerende keuze die is ingegeven uit bezuinigingsoverwegingen. Het tekent na 2006 het spanningsveld in de WMG tussen het bewaken van een macrobudget en het op gang proberen te brengen van markten.  Bij dit alles wekt de NZa de indruk de loyale budgethouder en het politiek verlengstuk van VWS te zijn. Maar de rol van de objectieve toezichthouder wordt zo niet ingevuld! De NZa beschrijft in haar beleidsstukken de zegeningen van de markt, maar weet als geen ander dat er in een gebudgetteerd systeem niets te ondernemen, niets te vermarkten is en met de door NZa berekende  korting na verricht meerwerk, bij een stijgende zorgvraag ook niets te innoveren valt. Hoort het berekenen van de noodzakelijke kosten van gewenste zorg dan niet tot de taakopvatting van de NZa?

Daarnaast heeft sinds de invoering van het zorgstelsel twee keer onder aanvoering van de NZa bij huisartspraktijken een kostenonderzoek plaatsgevonden. In 2008 over het jaar 2006 en in 2012 over de jaren 2010/2011. Buiten het feit dat dit NZa onderzoek geen kosten-, maar een inkomensonderzoek was, bleek ook nu weer dat er geen interesse was in noodzakelijke praktijkkosten, maar wel in de werkelijk gemaakte praktijkkosten. Dit is bizar, omdat de NZa zelf de hoogte van deze tarieven, horend bij deze 'normale' praktijkkosten, vaststelt. Ofwel een fraai staaltje van de slager, die het eigen vlees keurt en vervolgens goedkeurt.

Uit het laatste NZa kostenonderzoek bleek dat het gemeten gemiddelde praktijkresultaat in 2010 € 150.834 was, terwijl het norminkomen dat als basis dient voor de tariefberekening over 2010 door de NZa zelf is vastgesteld op € 109.369. Gegeven het beleid voor de bekostiging van huisartsenzorg ligt het volgens de NZa dan voor de hand dat zij overgaan tot een “herijking” van het tarief om de tariefstelling te laten aansluiten bij het vastgestelde norminkomen. Ook dit is een bizar standpunt, omdat het norminkomen van oudsher (1984) hoort bij basiszorg. Dan was het sportiever geweest als deze toezichthouder begin deze eeuw had gewaarschuwd:  huisartsen, denk erom, verricht meerwerk de komende tien jaar door aanvullende zorg (ketenzorg en M&I) zal bij u onherroepelijk leiden tot meer omzet/winst, maar u bent gewaarschuwd, de daaropvolgende korting zal onverbiddelijk volgen. Harder werken accepteren wij als toezichthouder niet!  Ofwel, NZa, ben zelf eens transparant!

Marktscan huisartsenzorg
 
In de marktscan 20.12.2012 stelt de NZa vast dat vrijwel alle huisartsen een contract krijgen aangeboden en dat deze door vrijwel alle huisartsen wordt getekend. Dat ondertekenen van dat contract, beste toezichthouder, moeten huisartsen wel, omdat voor levering van ketenzorg, M&I en praktijkondersteuning een contract verplicht is. En met het leveren van alleen basiszorg overleeft een praktijk niet. Dan is er dus in feite geen keus voor de praktijkhouder. Maar dit feit staat niet in de marktscan! Geen enkele zorgverzekeraar onderhandelt over de tarieven onder de bestaande maximumtarieven, zegt de NZa ook nog…. De zorg wordt bij huisartsen op basis van standaardcontracten ingekocht, waarbij huisartsen zelf aangeven welke aanvullende vormen van zorg in de vorm van bijvoorbeeld M&I-verrichtingen geleverd kunnen worden. Hierbij wordt niet of nauwelijks onderhandeld over bijvoorbeeld de prijs. De aanvullende vormen van zorg kennen een vrij tarief, en de prijs hiervan wordt door de fuserende zorgverzekeraars samen ACM-proof afgestemd en bepaald, waar vervolgens niet of nauwelijks vanaf wordt geweken. Dit laatste vaak tot ongenoegen van de huisartsen die, nu collectief onderhandelen niet meer mag (Toezeggingsbesluit),  graag individueel zouden willen onderhandelen met de verzekeraar. Twee derde van de huisartsen is zeer ontevreden over dit onderhandelingsproces en 80% van de huisartsen bevestigt, zo staat in de marktscan (pg 33/34), dat er niet onderhandeld wordt. Ook in de ketenzorg ervaren zorggroepen(september 2012) problemen met de contractering.

Als gevolg van dit NZa gedrag hebben huisartsen in 2013 te maken met een gedateerde NZa praktijkkostencomponent en met de Beleidsregel Huisartsenzorg 2013. Deze beleidsregel geeft basisinformatie over bouwstenen bij bekostiging, zoals het inkomensdeel, kostendeel, rekennorm, rekenomzet e.d. Na jaarlijks rekenwerk volgen dan de tariefbeschikkingen (hier 2013).

Eind 2012 heeft de NZa de Tweede Kamer ingelicht over de uitkomst van het kostenonderzoek en de marktscan. Twee dagen na het onderhandelaarsresultaat en 75 dagen voordat de LHV Ledenraad een besluit neemt over het onderhandelaarsresultaat, geeft de hoogste ambtenaar van VWS aan de NZa al de opdracht (18.07.2013) tot “effectueren inkomsten- en kostenonderzoek huisartsen 2012”.

Herijken nu is het vinden van een nieuwe kosten- en inkomenscomponent, een nieuw besluit wat de normproductie is en het zoeken naar een “corrigerende” factor om na herijking (opnieuw) het deel gereguleerde tarieven vast te stellen. Met als doel dat “grote schokeffecten in de sector per 2014 worden voorkomen” (slotalinea VWS brief, 18.07.2013).

En dus kan zo de LHV met een gerust hart zeggen dat de korting van € 226 mln op basis van het kostenonderzoek met uitvoering van het onderhandelaarsresultaat definitief van de baan is. Waarbij de invulling van de herijking van het norminkomen in handen ligt van 'onze' NZa.

AM