De curatieve GGZ is in 2014 anders ingedeeld. Met als beoogd doel dat
met kostenbesparing en met behoud van kwaliteit er een verschuiving plaatsvindt
van de Gespecialiseerde GGZ naar de Basis GGZ en naar de huisarts/POH-GGZ.
Minder GGZ kosten en meer kwaliteit, het blijft een in 2014 te verwezenlijken droom. Maar is dit een reële voorstelling van zaken? Of spat de GGZ droom in
2014 uiteen, als aanbieders en patiënten ontwaken en zien hoe de regelgeving
is?
Huisartsen zijn in de gelegenheid om met een POH-GGZ samen te werken. Komt er in elke praktijk een POH-GGZ: ja of nee? En komt deze POH-GGZ bij de huisarts in loondienst of bij een andere
zorgaanbieder? Het inhoudelijk werk van de POH-GGZ gaat (altijd) onder
verantwoordelijkheid van de huisarts vallen! Maar ook andere zorgaanbieders dan
de huisarts kunnen het IT POH-GGZ declareren bij de zorgverzekeraar. Maar dan
zal evengoed de huisarts een overeenkomst moeten sluiten met deze werkgever
over de werkzaamheden van de POH-GGZ en hun onderlinge samenwerking. Een
contract wat bovendien ter inzage voor de verzekeraar beschikbaar moet zijn.
Ook zal het werk van de POH-GGZ in de
huisartsenpraktijk moeten plaatsvinden.
Een andere noviteit in 2014 is de consultatieve raadpleging. Een
huisarts/POH-GGZ kan een gespecialiseerde GGZ-zorgverlener (psycholoog,
psychiater, etc.) raadplegen en advies vragen. De huisarts betaalt voor dit
advies aan de gespecialiseerde GGZ-zorgverlener een consultarief. Over de
hoogte van dit tarief zal de huisarts moeten gaan onderhandelen met de
geraadpleegde GGZ zorgverlener. Voor
deze consultatie is er in 2014 een beschreven NZa prestatie, de zogenaamde ‘Onderlinge
dienstverlening t.b.v. consultatie POH-GGZ’. Met deze prestatie kunnen
zorgverleners elkaar onderling legitiem een tarief in rekening brengen. De
hoogte van dit tarief is vrij! Het mag een betaling zijn voor een incidentele
consultatie, maar het mag ook een vast bedrag per maand zijn. Ik schat in dat
het enthousiasme om met de lokale psycholoog te gaan onderhandelen niet al te
groot zal zijn.
Om het gewenste doel van kostenbeheersing te halen heeft VWS een
kortingstool voor de GGZ gemaakt. Vanaf 2014 gaat de minister met deze tool het
MBI hanteren voor de basis-ggz en de gespecialiseerde ggz. Deze kortingstool geldt niet voor de kosten van de GGZ zorg geleverd door huisartsen en de POH-GGZ. Het
beschikbare en stijgende budget POH-GGZ in 2014 en 2015 in de eerste lijn laat
dat ook zien (bijlage). Maar, let wel, de huisartsen hebben hun eigen MBI. In
het onderhandelaarsakkoord 2014 tot en met 2017 en uiteindelijk (ook) bij de rechter! Macrobeheersing is namelijk ook in het akkoord met de eerste lijn afgesproken.
Er geldt maximaal 2,5% groei van het kader huisartsenzorg en
multidisciplinaire zorg. Tot welke consequenties dat zal leiden in de basiszorg
en de ketenzorg is beschreven. Weliswaar krijgen verzekeraars voor 2014 de
mogelijkheid om bovenop deze groeiruimte aanvullende afspraken te maken over
substitutie, maar dit wordt alleen (achteraf?) budgettair getolereerd mits de
substitutie aantoonbaar en evenredig leidt tot minder uitgaven in de tweede
lijn. Dit betekent dat de huisarts afhankelijk is van de inkoopprestatie van de
verzekeraar. Deze kwetsbare positie van de huisarts wordt ten onrechte noch in
het onderhandelaarsakkoord, noch in de recente marktscan van de NZa genoemd.
Per (2013) 2014 kan de huisarts (9uur) 12 uur POH-GGZ per normpraktijk
inzetten. Nu met substitutie (taakdelegatie, taakherschikking en
taakdifferentiatie) een prominente rol is weggelegd voor praktijkondersteuners
(GGZ, somatiek en management voor de organisatie), wordt het tijd om de
kostprijs van deze ondersteuners te berekenen. Een ist-kostprijs is de prijs zoals de verzekeraar en/of de NZa deze
berekent. Maar de NZa maakt, ondanks een verzoek, de eigen onderbouwing van van hun ist-tarieven niet transparant. NZa
baseren hun tarieven op kostenonderzoeken. Maar de aldaar gepresenteerde kosten
zijn een direct gevolg van de eigen NZa tarieven! Ook de verzekeraar maakt
kostprijzen, maar gebruikt deels de verkeerde variabelen. Omdat het
ondernemersrisico bij de werkgever of praktijkhouder ligt en deze ook de
dagelijkse praktijk kent, is er behoefte aan informatie over wat de
noodzakelijke kosten zijn om de ondersteuner en ondersteuning goed te laten
functioneren. En de prijs die bij deze noodzakelijke zorg hoort, dat is de soll-kostprijs. Nu pakt het huidige NZa POH-GGZ tarief nog
niet zo slecht uit (bijlage) als basis voor de prijs van alle ondersteuning. Bottum
up berekend is in 2013 de POH soll-kostprijs € 74,20 per uur. Voor alle vormen van praktijkondersteuning.
Betrekken we deze kostprijs op de GGZ, dan zijn de noodzakelijke macrokosten om
in heel Nederland de POH-GGZ in te zetten € 170,5 miljoen per jaar. Een
schrijnend verschil met het in de beleidsnota genoemde beschikbare budget (pg 5 van 14)
(bijlage).
En de patiënt?
Los van de vraag of de patiënt alle wijzigingen kan volgen, is er ook
per 2014 een financieel probleem. Weliswaar zijn de eigen betalingen in GGZ in
2014 afgeschaft, maar met een stap in de Basis GGZ is de patiënt al zijn eigen
risico (€ 360) kwijt. De NZa tarieven van de Basis GGZ zijn immers integrale tarieven en deze liggen (ruim) boven de hoogte van dit eigen risico.
AM