Terug in de tijd
Uit mijn boek (2e druk pg 245):” De post ondernemersrisico is in 1987 als
vergoeding aan de huisarts opgeheven bij uitruil tegen het Goodwillfonds.
Twee honorariumposten die gerelateerd
zijn aan het moeten betalen van goodwill worden geschrapt. Macro 70 mln NLG
ofwel € 32 mln. Daarnaast leveren huisartsen in 1987 nog een tariefaanpassing
in: een periodiek van 151-8 naar 151-7. Ook wordt de post ‘rente geïnvesteerd
vermogen’ ingeleverd. Dit laatste bedrag wordt besteed aan een
ondersteuningsstructuur ten behoeve van de huisartsenzorg en de
praktijkvoering. Na het stopzetten van de goodwill en het bijbehorende tarief
is € 12 mln van de € 32 mln goodwillgeld
gebruikt voor uitbreiding van de huisartsopleiding. Wat er met de resterende €
20 van de € 32 mln is gebeurd, weet niemand. In de ‘echte’ markt wordt het
ondernemersrisico geschat op 5% van de bruto omzet” . Hiermee
wordt een vergoeding voor het ondernemersrisico berekend op € 11.000,- per
normpraktijk. Als in 2014 de huisartseneigenaar een normpraktijk heeft, krijgt
hij nu m.i. 24% van hetgeen gebruikelijk is in een ‘echte’ markt. Maar ja… de zorg is natuurlijk geen echte markt: de zorg is een door overheid en verzekeraars gereguleerde markt. (Bron: NZa marktscan).
En dan in 2013 en 2014
Herijken van de arbeidskostencomponent van de huisarts is per 2014 de
resultante van het NZa kostenonderzoek 2012, samen met de beloofde
inkomensherijking en de uitkomst van het onderhandelaarsresultaat 2014 tot enmet 2017. Waarbij primair de opdracht van VWS aan de NZa was “dat grote schokeffecten in de sector per
2014 worden voorkomen. Dit betekent dat de bandbreedte waarbinnen de nieuwe
tarieven zich zullen bevinden ten opzichte van de tarieven 2013 niet groot kan
zijn”. Zes maanden later weten
huisartsen dat hun tarieven per 2014 uiteindelijk met 3,5% zijn gestegen (bron:LHV).
inkomen
De NZa procedure bij het herijken van de arbeidskostencomponent heb ik
eerder een Houdini-act genoemd. Als methodiek is gekozen voor een combinatie
van een vergelijking met relevante arbeidskosten binnen de zorg en een
vergelijking met relevante arbeidskosten binnen de rijksoverheid. Die methodiek
heeft KPMG uitgewerkt en doorgerekend. Inkomens van specialisten zijn ten
onrechte buiten beschouwing gebleven. Vervolgens heeft de NZa een stappenplan
gemaakt met als uitkomst voor tariefgereguleerde activiteiten een verhoging van
de arbeidskostencomponent van € 108.486 naar € 125.237 (definitief niveau 2013).
Kosten
Uit het kostprijsonderzoek 2012 is gebleken dat binnen de
huisartsenzorg een substantieel gedeelte van de inkomsten afkomstig is van activiteiten
met een vrij tarief (bvb ketenzorg en M&I). Tariefgereguleerde activiteiten vormen gemiddeld
77% van de omzet. Voor de berekening van het tarief IT en CT 2014 heeft de NZa
de beleidskeuze gemaakt om alleen het deel van de praktijk- en arbeidskosten te
gebruiken dat toegerekend kan worden aan de relevante tariefgereguleerde
activiteiten. Met als verhouding van omzet: tariefgereguleerde versus niet-tariefgereguleerde
activiteiten: 77% versus 23%.Dit betekent dat de tarieven zo worden vastgesteld dat voor de normpraktijk 77% van de arbeids- en praktijkkosten wordt gedekt uit tariefgereguleerde activiteiten. Waarbij 43% komt uit inschrijftarieven, 26% uit consulttarieven en de resterende 8% uit de overige tarieven van tariefgereguleerde activiteiten. En dan op weg naar de nieuwe bekostiging per 2015.
Ondernemersrisico
En dan het ondernemersrisico. Een vergoeding voor dit risico is nu opgenomen in de NZa tabel van de praktijkkosten (Tabel I, pg 3 van 6). Het genoemde bedrag, bij een normpraktijk € 1,12 per ingeschreven patiënt per jaar, is een compensatie voor de kosten van een financiële reserve nodig om risico´s op te vangen die de huisarts niet zelf kan dragen. Ter onderbouwing van het genoemde compensatiebedrag van € 2.625 noemt de NZa de normatief bepaalde forfaitaire kostenpost ‘vergoeding voor gederfd rendement op eigen vermogen’. Bij de berekening van de hoogte van deze post volgt de NZa vervolgens "de gangbare praktijk in de eerste lijn": 7% van het gerapporteerde normatief eigen vermogen (€ 37.500).
De eerste lijn moet versterkt worden. Maar als voor deze zorgaanbieders
in de eerste lijn de vergoeding van het ondernemersrisico is vastgesteld op € 1,12 per patiënt per jaar,
dan betekent dat twee dingen. Allereerst wordt het risico veel te laag
ingeschat. Daarnaast moeten zorgaanbieders in de eerste lijn die willen investeren
in huisvesting en personeel wel een heel sterke business case hebben. Want na
27 jaar radiostilte zal het in de eerste lijn financieel niet moeten komen van deze nieuwe
invulling van de compensatie van het ondernemersrisico .
AM