zondag 26 januari 2014

Ook de financiering van toekomstige ouderenzorg kan een gemengde bekostiging zijn

De financiering van inzet en samenwerking van de huisarts, specialist ouderengeneeskunde (SO) en wijkverpleegkundige in de eerste lijn (pg 59) van de ouderenzorg is na 2015 nog erg onduidelijk. De huisartsen weten hun eigen bekostiging na 2014 nog niet. De SO wordt nu bekostigd uit de AWBZ, maar wil voor hun extramurale werk ook bekostigd worden uit de ZVW. En over bekostiging van de wijkverpleegkundige zorg, per 2015 ook betaald uit de ZVW, heeft de NZa eind 2013 een advies uitgebracht. Analoog aan de NZa adviezen over de bekostiging van de huisarts heeft de NZa het  bij de bekostiging van wijkverpleegkundige zorg ook over ‘populatiebekostiging’ en een bekostigingsvariant met “patiëntvolgende zorgpakketten”. Hoe moet dat nu verder?  Aan eerder genoemde knelpunten bij de afbouw van de AWBZ, kunnen nieuwe knelpunten worden toegevoegd.

Recent heeft de staatssecretaris de nieuwe WMO wet naar de Tweede Kamer gestuurd.  Bij de overgang van de AWBZ naar de WMO wordt ouderenzorg steeds meer geconcentreerd bij de zelfstandig wonende ouderen thuis, ook als het gaat om complexe medische problemen of dementie. Bij een tendens sinds 1980!) van steeds méér bejaarden, maar met steeds minder verzorgingshuizen. Opmerkelijk bij de WMO presentatie was ook de termijn van 6 weken die de gemeente nodig heeft een aanvraag te beoordelen.

En VWS heeft haast met de overheveling, want Nederland gaf in 2012  16,4% meer uit aan de langdurige zorg dan in 2010. Maar de gemeenten, die samen € 3,9 miljard krijgen voor de hele WMO uitvoering,  protesteren deze maand: de VNG (uitvoering WMO) vindt de samenwerking met de verzekeraars (uitvoering ZVW) nog onvoldoende. En de VNG noemt het overgangsrecht voor de burger, zonder dat hiervoor een overgangsmaatregel  is getroffen een voor hen(!) te hoog risicoUitstel dreigt er daardoor voor invoering van de nieuwe WMO. Naast de VNG met logistieke en financiële bezwaren heeft ook de beroepsvereniging van verpleegkundigen en verzorgenden (V&VN) om inhoudelijke reden bezwaar gemaakt. De V&VN is tegen verplichte zorg thuis voor mensen met ZZP 4 . Dit betreft dat 32.000 mensen met dementie en 10.000 mensen met een verstandelijke beperking thuiswonend zijn.     

En de huisarts?
De LHV notitie over ouderenzorg is duidelijk: “De huisarts is verantwoordelijk voor de uitvoering van de cure. De thuiszorg in de persoon, van de wijkverpleegkundige is verantwoordelijk voor de care. De huisarts moet er van uit kunnen, gaan dat dit deel geleverd wordt, complementair aan de cure. De huisarts stuurt als regisseur de, care aan”.  Maar ook de huisarts kent in de ouderenzorg mogelijk een competentieprobleem en een financieringsprobleem (blog 22.8.2013). Want wat te doen als de zorgverzekeraar in de ZVW en/of de  zorginstelling in de AWBZ bij een  (te?) hoge zorgzwaarte te weinig zorg cure en care inkoopt? Wie doet dan de 7x24uurs zorg, medisch en V&V? Als er geen SO zorg 7x24 uur als mogelijke consultatie wordt ingekocht? Is dat in de cure dan altijd de 'goedkope' huisarts die de leemte vult? Wie trekt hier de grenzen? 
De huisarts kan wel regisseur zijn in de ouderenzorg, maar de zorginkoop valt buiten de invloedssfeer van de huisarts.  Waarbij een kleinschalige zorginstelling voor een ZZP3, ZZP4 en ZZP5 respectievelijk € 17.700, € 25.000 en € 41.700 per patiënt per jaar krijgt (bron: zorgthermometer, pg 29). Wie bewaakt bij de inkoop van ouderenzorg de menselijke maat en de ZZP upcoding als perverse prikkel?
Er zijn in Nederland 4917 huisartspraktijken (NIVEL), ongeveer 5000 wijkverpleegkundigen, 1500 specialisten ouderenzorg en 100 kaderartsen ouderenzorg. Zij moeten samen de kar trekken. Misschien kan het bestuur van Laego adviseren hoe qua fte het 'ideale' teamplaatje er extramuraal uit moet zien. Als er inhoudelijk moet worden samengewerkt kan de bekostiging van SO en wijkverpleegkundige aansluiten bij de gemengde bekostiging van huisartsenzorg met een ION (inschrijving op naam) en een consulttarief. Ook voor de SO en de wijkverpleegkundige. Voor uitbreiding van ketenzorg ouderenzorg als een alternatieve financiering lijkt geen budget beschikbaar.

Maar de huisarts wél met een POH…
In hoeverre interfereert voor 2015 de inkoop van wijkverpleegkundige zorg (care) met de inzet en inkoop van de POH ouderenzorg (cure)? Zoals ik recent hoorde…
Wijkverpleging is geen vervanging van praktijkondersteuning. Als 15-20% van de 75-plussers een kwetsbare oudere is, zal bij extramuralisering en dubbele vergrijzing het aantal kwetsbaren thuis snel toenemen. Daar waar de praktijkondersteuner in de huisartsenpraktijk  voor chronische patiënten ‘cure’  zorg levert en op verzoek van de huisarts de kwetsbaarheid van patiënten in kaart brengt en monitort, daar werkt de wijkverpleegkundige in de wijk met verpleging en verzorging en bezoekt en signaleert kwetsbare bewoners op indicatie vanuit de wijk.  
Zonder POH is de regierol van de huisarts in de ouderenzorg nauwelijks uit te voeren. Al was het maar om alle adviezen van de geconsulteerde specialisten (geriater, SO en kaderarts) te verwerken en te vervolgen.
Waarbij de bekostiging van de POH ouderenzorg niet alleen afhankelijk is van ziekteprevalenties, maar ook afhankelijk is van de organisatie van de huisartspraktijk en het aantal kwetsbare, niet 75+, maar 65-plussers. Met een POH inkoop op basis een vaste kostprijs per uur, zoals voorgesteld aan de NZa.
Het is aan de beroepsverenigingen (LHV, NHG en VPHuisartsen) en het bestuur van Laego om voor de zorg van kwetsbare ouderen bij de huidige praktijkgrootte bij verzekeraars en overheid zich sterk te maken voor de inzet van voldoende praktijkondersteuning huisartsenzorg.

AM