dinsdag 10 juni 2014

Besluit over keuzevrijheid voor zorgaanbieder wordt een dans om de macht (II)


Het is zover. Vanaf 2016 bepaalt de zorgverzekeraar de verwijsmogelijkheden naar medisch specialisten en GGZ.  Een politieke meerderheid heeft op 5.6.2014 besloten tot het opheffen van de vrije artsenkeuze. Dit opheffen is in het recente zorgakkoord over de langdurige zorg onderdeel van een politieke deal. Verzekeraars zeggen nu in die beide sectoren in te gaan kopen op basis van kwaliteit en prijs. Er komt voor de burgers  een derde polis, een budgetpolis, zijnde een schrale naturapolis met nul procent vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg. Alleen de restitutiepolis, nu bij 25% van de Nederlanders, biedt nog een volledige keuzevrijheid, maar dat is de duurste polis. In de huidige naturapolis wordt alleen zorg door gecontracteerde zorgverleners vergoed, waardoor patiënten nu al een deel (20%-30%) zelf moeten betalen als ze naar een andere, niet gecontracteerde, hulpverlener gaan. De minister van VWS wil al veel langer, met oog op kostenbeheersing in de zorg, dat zorgconsumenten in mindere mate kunnen gaan bepalen naar welk ziekenhuis zij gaan en door welke arts zij zich laten behandelen. Voor de burger wordt nu per 2016 de keuzevrijheid ingeperkt. De uitkomst wat op een ongelijk speelveld met onduidelijke spelregels wel/niet gecontracteerd gaat worden, ligt met markmacht met een selectieve(re) zorginkoop in handen van de zorgverzekeraar. Het akkoord van 5.6.2014 met introductie van de budgetpolis moet de komende jaren linksom of rechtsom dan ook 1 miljard euro opleveren.  Overigens moet zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer nog stemmen over het wetsvoorstel. In deze blog sta ik stil bij een aantal consequenties.

Voor de burger
Met een duurdere restitutiepolis, zijn er voor de burger meer keuzemogelijkheden om zorg te kiezen. Bij de goedkoopste ‘budgetpolissen’ zal de variatie in het aanbod beperkt zijn. Hiermee zijn we deels terug in de tijd met een ‘ziekenfonds’ (goedkoop/minder aanbod) en een ‘particuliere’ verzekering (duurder/meer aanbod).  Een van de reden om per 2006 een nieuw zorgstelsel in te richten was nu juist het onderscheid ziekenfonds-particulier op te heffen. Met de beoogde afschaffing van het zogenaamde ‘hinderpaalcriterium’ uit artikel 13 van de Zvw komt de (financiële) solidariteit binnen het stelsel verder onder druk te staan. Regering en Zorgverzekeraars Nederland vinden de consequenties van de wetswijziging wel meevallen. Terecht? Er is weliswaar voor een ieder hetzelfde basispakket, maar waar en bij wie de zorg gehaald moet worden, wordt bij de beide naturapolissen bepaald door de verzekeraar. En wie gaat de patiënt daarover voorlichten? De NPCF pleit terecht voor een goede informatievoorziening,  maar ziet hier een taak voor verzekeraars en verwijzers. Maar wat gaat de NPCF zelf doen? De huisartspraktijk zal niet optreden als administratiekantoor waar polisvoorwaarden moeten worden uitgelegd.

Voor de zorgaanbieder/huisarts
Voor zorg in de eerste lijn behoudt de patiënt de vrijheid bij het kiezen van een eigen zorgverlener.  Maar zolang de huisarts/praktijkhouder om zakelijk te overleven een contract moet sluiten met elke verzekeraar (POH, M&I, ketenzorg, modules etc) is van contracteervrijheid voor de huisarts helemaal geen sprake.  Bij de zorgaanbieders zitten straks 3 polis categorieën patiënten aan tafel. Gaat dezelfde zorgaanbieder nu een onderscheid maken tussen die 3 categorieën patiënten? Verzekeraars bepalen straks de polisvarianten met de ingekochte zorg. Verzekeraars hebben wel een contracteervrijheid. En met contracteren gaat het nog allerminst voorspoedig. (een, twee, drie, vier). De beoogde besparing met deze wetswijziging zit niet alleen in het niet vergoeden van niet-gecontracteerde zorg, maar ook in het onder druk zetten van de prijs van de (dit jaar nog?) wel gecontracteerde zorg.  In het ziekenhuis en in de GGZ loopt elk zorgaanbieder nu elk jaar de kans een (deel)contract mis te lopen. Dan resteert slechts de mogelijkheid  zorg te verlenen aan verzekerden met een restitutiepolis. Het is nota bene een zorgverzekeraar (DSW) die heeft gesteld:  'Zonder contract hebben zorgaanbieders geen business-case meer. Niemand kan een inkomstenderving van 30 à 40 procent overleven’…En wat doet de rechter? De rechter bepaalde onlangs dat een zorgverzekeraar maar 60 procent hoeft te vergoeden van een behandeling bij een ggz-zorgaanbieder zonder contract…

Voor de verzekeraar
Verzekeraars hebben de minister beloofd met selectievere zorginkoop een forse besparing te kunnen realiseren. Met deze maatregel krijgen verzekeraars een extra instrument de kostenreductie te realiseren. Maar het inkoopbeleid van een verzekeraar moet verifieerbaar, transparant en non-discriminatoir zijn. En daar is dan al het eerste probleem: de validiteit en betrouwbaarheid van kwaliteitsmetingen van ingekochte zorg bieden geen garanties. Een tweede probleem is het niet contracteren en daarmee inperken van de vrije zorgaanbiederskeuze voor patiënten die reeds bestaande behandelrelaties hebben. Een derde probleem is de co-morbiditeit die tot consequentie kan hebben dat voor verschillende ziekten specialisten in verschillende ziekenhuizen moeten worden geraadpleegd. Oomen (DSW) voorspelt dat de naturapolis met tachtig procent vergoeding en de restitutiepolis snel zullen verdwijnen als de plannen van Schippers doorgaan, omdat verzekeraars die duurder gaan maken. En was dit kabinet  aanvankelijk ook al niet van plan de restitutiepolissen onder de artikel 13 reikwijdte weg te halen? En onder te brengen bij de aanvullende verzekering? Waarmee de acceptatieplicht komt te vervallen en de verzekeraar aanvullende eisen kan stellen? Hoe duurzaam blijft nu deze restitutiepolis dan wel aanwezig en betaalbaar?  

Tot slot
Solidariteit betreft ook een financiële solidariteit tussen zieken en gezonden. Dit betekent dat de gezonde premiebetaler meebetaalt aan de zorgkosten van een chronisch zieke. Als budgetpolissen zijn geïntroduceerd  en er komt een op een specifieke doelgroep gerichte reclamecampagne (bijvoorbeeld gezonde jongeren), dan kan zelfs risicoselectie plaatsvinden in de basisverzekering.  Naast onderlinge solidariteit is een verbod op risicoselectie in de basisverzekering een tweede kroonjuweel van dit stelsel. Daarom moet de toezichthouder nu al met een nulmeting onderzoeken of bij de huidige budgetpolissen verzekerden met een laagrisico zijn oververtegenwoordigd of niet. Dat de meeste huidige budgetverzekeraars al klonen zijn van de grote vier, met toestemming van de ACM, maakt dit probleem nog complexer.

AM