De groeiremming bij de zorguitgaven heeft bij de grootste verzekeraars
over het boekjaar 2013 geleid tot
winsten van ruim 100 tot 500 mln euro (Achmea, Menzis, CZ, VGZ). Deze vier
grootste verzekeraars hebben gezamenlijk 90 procent van de markt in handen. Gelijktijdig
met berichten over deze winsten van zorgverzekeraars zijn er berichten dat
geleverde zorg niet wordt betaald (Actiz, Buurtzorg). En dat in een tijd dat de NZa met fte
uitbreiding wel onderzoek doet naar onterechte declaraties, maar deze toezichthouder geen onderzoek doet naar wel door professionals uitgevoerde zorg,
die vervolgens deze zorg niet betaald krijgen. En bij de daling van de kosten van geneesmiddelen, zo prominent door het CBS genoemd, zijn beleidsmakers zelf ook niet erg transparant of de toegepaste inkoopmethodiek met afgedwongen
prijsverlagingen en/of het preferentiebeleid wel zo correct zijn. Met als doel kostenreductie lijkt ‘alles’
toegestaan.
Winst van zorgverzekeraars
Winst van zorgverzekeraars
Winst van de verzekeraars kan allereerst worden teruggegeven aan de
burger als premiekorting. Echter zorgverzekeraars hamsteren steeds meer zorgpremiegeld, waarbij dit premiegeld niet naar de zorg
gaat, maar naar beleggingen. Sinds begin 2012 zijn de reserves van de vier
grootste zorgverzekeraars met twee miljard toegenomen (Bron: NRC). Dat komt
neer op 175 euro per verzekerde. Toezichthouder DNB heeft de kapitaaleisen (SolvencyII) van zorgverzekeraars verhoogd. Maar Nederlandse zorgverzekeraars zitten ver
boven de DNB normen. Zorgverzekeraars moeten sinds 2012 officieel een eigen
vermogen hebben van minimaal 11 procent van de schadegevallen, maar DNB wil een
buffer van 150 procent op deze minimumeis. De vereiste solvabiliteit stijgt hierdoor van
3,5 naar 4,2 miljard euro. De feitelijke solvabiliteit, het totale
weerstandsvermogen, schijnt zelfs 9
miljard euro te bedragen. Als de grote vier verzekeraars 4 miljard euro aan
premiegeld extra opzij hebben gezet, komt dat neer op 350 euro per verzekerde. Maar er is in Nederland amper beroering over de
rechtmatigheid van deze reserves. Het grootste protest komt nog van een
oud-huisarts en van de bestuursvoorzitter van een kleine zorgverzekeraar. Dat
zegt al genoeg.
Wie is nu de risicodrager bij niet herinvesteren?
Als zorg niet goed wordt ingekocht of geleverd is altijd de burger de
risicodrager. Het besparen op de premie is het belangrijkste motief om jaarlijks
van zorgverzekeraar te wisselen. Dat kunnen burgers doen omdat premieverschillen
bij basisverzekeringen geen invloed hebben op de dekking. Dat weten consumenten.
Want de minister bepaalt immers de invulling van het pakket en de verzekeraar
de hoogte van de premie. Maar deze verzekeraar moet dus wel binnen de basisverzekering
concurreren op basis van de premiehoogte. De verzekeraar wil dus sowieso de
premie laag houden. En zo houden burger (wens: lage premie) en verzekeraar
(wens: lage premie) elkaar gevangen om niet in innovaties te hoeven/willen/durven
investeren. Uit het rapport (Erasmus universiteit)
over de risicoverevening 2014 blijkt dat verzekeraars nog steeds worden
ondergecompenseerd voor groepen van hoogrisicoverzekerden en overgecompenseerd
voor bepaalde groepen van laag-risicoverzekerden. Deze vaststelling zal dus ook bij verzekeraars de behoeften aan
investeren voor specifieke patiëntgroepen niet doen toenemen. Opvallend is dat
risico’s voor verzekeraars altijd zo prominent in de publiciteit komen en
risico’s van zorgaanbieders niet. De compensatieregeling (risicoverevening)
voor verzekeraars is financieel niet zo slecht en met de afschaf van de
postverevening lopen verzekeraars ook maar een klein (extra) risico.
Wat is dan de “oplossing”: prestatiebekostiging?
Met prestatiebekostiging kunnen partijen overgaan van competitie op
volume naar competitie op kwaliteit. En dan zonder dat dit extra geld kost,
want de voorwaarden voor bonus/malus kunnen jaarlijks worden bijgesteld. Geheel
conform het kabinetsbeleid. Een deel namelijk van het bestaande budget wordt voor
innovaties geheralloceerd. Huisartsen
zagen dit al bij de variabiliseringsregeling (bestaand huisartsengeld met een
nieuwe invulling) en gaan dit zien (2015?) bij de nieuwe bekostiging met het 3-segmentenmodel. Het nieuwe S3 segment van de nieuwe prestatiebekostiging
wordt namelijk betaald uit de afbouw van de M&I 13XXX code van de huidige bekostiging. Waarbij de prijs/kwaliteit
van de nieuwe zorg in S3 wordt gelegitimeerd met de Triple Aim-filosofie van Kaiser Permanente
(USA). Met als nevenverschijnsel een groteske
invulling van het ondersteunend en controlerend apparaat om dit alles mogelijk
te gaan maken. Ontstaan als “zelfrijzend deeg” (Med Z 3-2014, pg 29, column
Wouter van de Berg, VPHuisartsen). Nu al
vallen volgens het CBS in 2013 de macrokosten van alle beleids- en
beheersorganisaties (3278 mln euro) hoger uit dan de totale huisartsenkosten (2684
mln euro).
AM